In de zoekbalk hieronder kunt u eenvoudig een categorie kiezen.
Door: John de Koning, André Cardol en Peter Knorr
Samenvatting
Deze melding gaat over steentijdvondsten gedaan in de jaren 90 van de vorige eeuw in de omgeving van Toulouse door Ab Lagerweij, Herman van der Made, John de Koning en André Cardol, samen de ‘Werkgroep West’ vormend, die zich bezighield met de Oude Steentijd en aangesloten was bij de APAN. Beschreven worden vondsten uit het Acheuléen van een oppervlakte vindplaats bij Le Nan in het stroomgebied van de bovenloop van de Garonne. Dit artikel is opgedragen aan Ab Lagerweij, hij overleed op 27 oktober 2023.
Introductie
Eind jaren 80 tijdens een vakantie in het gebied van de Drôme, maakten John en zijn vrouw Caecil in het dorp Beaufort sur Gervanne, kennis met mevrouw Thomaset. Zij liet hen werktuigen zien die door haar man waren verzameld in de omgeving van Toulouse. Haar man was op dat moment niet aanwezig. Bij vertrek kreeg John een exemplaar van deze vondsten cadeau (zie afb. 1a en b). Terug in Nederland was Ab Lagerweij zo enthousiast over dit werktuig dat hij en zijn vrouw Janny besloten ook met vakantie naar de Drôme te gaan. Daar aangekomen gingen zij op bezoek bij de familie Thomaset. Ab kreeg bij hun afscheid een doosje werktuigen mee. Deze artefacten hadden elk een opschrift met de naam van de vindplaats uit het gebied waar de rivieren Save en Garonne samenkomen. Ab is het jaar daarop met zijn zoon Marco naar dit gebied getrokken. Zij hebben vrijwel alle op de artefacten aangegeven vindplaatsen bezocht om ze te onderzoeken op de aanwezigheid van artefacten. Bij de meeste plaatsen was weinig of niets te vinden. Kennelijk waren de vondstomstandigheden inmiddels veranderd. Al met al vonden zij in de omgeving van Le Nan enkele vergelijkbare werktuigen als door de heer Thomaset gevonden.
Terug in Haarlem werden deze aan de overige leden van de Werkgroep West getoond. In het voorjaar van 1991 werd aan het gebied een bezoek gebracht. De omstandigheden waren bar slecht door veel regen en de akkers waren daardoor zeer modderig. Toch werden er bij Le Nan inderdaad werktuigen gevonden die overeenkwamen met die van de heer Thomaset. Nu een duidelijke vondstplek was gevonden, werd besloten om later nog een nieuw bezoek aan het gebied te brengen. Dit vond plaats in het voorjaar van 1992. Er werd nu een overvloedige hoeveelheid materiaal gevonden, met diverse typen werktuigen. Jammer genoeg werden we door de eigenaar van de akkers verzocht deze te verlaten. Wij hadden niet kunnen achterhalen wie de eigenaar was, anders hadden wij hem om toestemming kunnen vragen. Zijn honden hadden tijdens het gesprek wel onze boterhammen weggewerkt. In 1998 zijn Ab, Herman en John nog een derde maal naar het gebied getrokken. Helaas waren de goede akkers toen al geëgd en zijn er verder weinig belangrijke vondsten gedaan.


Klik op de afbeeldingen om te vergroten.
Artefacten
De artefacten door ons gevonden bij Le Nan (Fig.1, kaartje geografie) zijn vervaardigd uit rolstenen voornamelijk van een fijnkorrelige grijze kwartsiet die vaak doorsneden is met witte kwartsaders. In mindere mate is er sprake van (melk-)kwarts en een paarse fijnkorrelige kwartsiet. De rolstenen zijn van een flink formaat, van 4 tot 12 centimeter, en zijn waarschijnlijk primair afkomstig uit oude, toendertijd dagzomende rivierbeddingen. Daar werden zij door mensachtigen, wellicht Homo heidelbergensis (Schoetensack, 1908), verzameld en meegenomen naar hun nederzetting om daar bewerkt te worden tot werktuigen.
De mens bij Le Nan heeft zeer bekwaam gebruik gemaakt van het materiaal dat door een rivier werd gevormd en afgezet aan de oevers. Dit waren flinke (4 tot 12 cm) stenen van vooral kwartsiet. Afhankelijk van de vorm, rond of plat, paste de mens zijn techniek daarop aan. Dit leidde tot kernwerktuigen van velerlei soort. Voor de plattere stenen kon worden volstaan met een opeenvolgende rij afslagen aan een zijde van de steen, de vrije slagtechniek uit de hand, wat een snijdend voorwerp opleverde als een soort rugmes. De grotere meer ronde stenen werden op een aambeeld met een slagsteen verdeeld in buffer- en/of bipolairtechniek waardoor dikke afslagen, maar ook slices (plakken) ontstonden die verder langs de randen konden worden afgewerkt tot snijdend of schrapend werktuig.
Van dikkere stenen met een min of meer vlakke kant werden op gelijksoortige wijze schaven gemaakt met meerdere afslagen van praktisch 90 graden, ideaal voor dat gebruik. Er zijn meerdere aambeeldstenen gevonden van verschillende formaten die boven beschreven bewerkingstechniek illustreren. Er is één slagsteen gevonden van een formaat en gewicht dat geschikt lijkt voor de se- cundaire bewerking van de artefacten (zie afb. 2). Opvallend is dat de meeste werktuigen nog delen van de onbewerkte buitenkant van de steen hebben. De vorm van het basismateriaal, de rolsteen, blijkt regelmatig bepalend voor de vorm van het werktuig. Het overgrote deel van de werktuigen bestaat uit kernwerktuigen. Werktuigen op afslagen zijn veel minder vaak voorkomend. Een ander opvallend kenmerk van de verzamelde artefacten is dat de meeste niet of nauwelijks gerold, opgelost of anderszins verweerd zijn.
Het lijkt er dus op dat de artefacten na vervaardiging niet of nauwelijks verplaatst zijn. Ze zijn dus kennelijk door ons aangetroffen op de plaats, of in de directe omgeving van de nederzetting waar ze achtergelaten zijn. In ieder geval dicht bij de plaats waar ze vervaardigd zijn. Ze zijn wellicht relatief snel door sediment afgedekt, waardoor ze zo goed geconserveerd zijn. Omdat er exem-plarisch verzameld is, is een statistische bewerking van het gevonden materiaal niet zinvol. Een overzicht van de gevonden werktuig-
typen leek ons wel zinvol. Functioneel beschouwd zijn er messen, schaven, schrabbers, boren en trekkers gevonden. Combinaties van deze functies werden ook op meerdere werktuigen aangetroffen. Wat betreft de morfologische benadering kunnen bifaces, unifaces, hachereaux, polyeders, choppers en choppingtools genoemd worden.
Een historisch geografische overweging
Op hemelsbreed zo’n 200 km zuidoostelijk van Le Nan ligt de bekende vindplaats Tautavel. Even buiten deze plaats ligt de grot ‘La Caune de l’Arago’. Deze werd ontdekt in 1838 door Marcel de Serres. Hij vond fossiele dierlijke botten in de grot. In 1948 werd de grot herontdekt door Jean Abelanet. Hij ontdekte er een prehistorische werkplek met stenen werktuigen.
Tot 1962 vonden meerdere opgravingen plaats. Sinds 1964 heeft Henry de Lumley jaarlijks enkele maanden opgravingen georganiseerd onder universitaire leiding aan amateurs en studenten. In juli 1971 werd de schedel gevonden van een mensachtige, genaamd Homo Erectus, tot dan toe de oudste menselijke schedel van Europa met een ouderdom van 450 duizend jaar. Ook werden beenderen gevonden van meerdere individuen. Zij bewoonden de grot 4 à 500 duizend jaar geleden. De grot heeft gediend als tijdelijk onderkomen tijdens de jachtseizoenen en was ook de plaats waar het wild werd geslacht. Dit verklaart de hoeveelheid werktuigen nodig om te slachten. Ook werden gebroken botten gevonden waar het merg uit werd gehaald.


Afb. 1a en b De steen des aanstoots, het artefact dat John in 1974 cadeau kreeg van de heer Thomaset.
In de boven Mindel periode ongeveer 400 duizend jaar geleden, was er in deze regio sprake van een gematigd en vochtig klimaat. Als wij de gegevens van Tautavel en de vondsten van Le Nan in relatie met elkaar brengen, zouden wij ons de volgende vraag kunnen stellen: Heeft de mens van Tautavel de rivieroevers van de Garonne en Save bezocht om er tijdelijk te verblijven en op wild te jagen? De grote concentratie van werktuigen zou hier op kunnen wijzen, ook het ontbreken ervan in de omliggende plaatsen. Deze werktuigen zouden de enige overblijfselen zijn van deze bezoeken. De gebruikte typen artefacten welke door ons bij Le Nan werden gevonden kunnen wellicht meer duidelijkheid geven: Om een idee te krijgen van wat er zo gevonden is bij Le Nan, is het snijden toch wel de hoofdmoot van het gebruik van de werktuigen te noemen met bijna de helft van de vondsten. Voor het villen en verdelen van een jachtbuit is dat te begrijpen. Schaven maakt bijna een derde van het geheel uit. Dit is opvallend, omdat schaven onder meer worden gebruikt in verband met preparen van pelzen ed. Schrapen maakt ongeveer een zesde uit van het geheel en kan in het verlengde liggen van het schaven, maar ook voor ontschorsen van takken en zo meer. Spitsen, stekers en boren komen sporadisch voor, de spitsen nog het meest. Wat wel vermeld kan worden, is dat er zowel bij Tautavel als Le Nan vergelijkbare werktuigen als choppers en chopping-tools zijn gevonden met een snijdende functie. Bij het onderdeel ‘Artefacten’ is een overzicht gegeven van typen en vervaardiging van de gevonden werktuigen.
Literatuur
Faton, A. (red.) 1979. L’homme de Tautavel. Dossiers de l’archéologie. Publicité Bernard Sand.
Mania, D., 1990. Auf den Spuren de Urmenschen. Die Funde von Bilzingsleben. Theiss Verlag Stuttgart.
Mania, D., U. Mania, M. Altermann & W.H. Scoch, 2017. Bilzingsleben VII. Homo erectus- seine Kultur und Umwelt. Veröffentlichunen des Landesamtes für Denkmalpflege un Archäologie Sachsen-Anhalt. Landesmuseum für Vorgeschichte.



